Aangezien het, in het algemeen gesproken, aan een ieder moet vrijstaan om aan zijn industriële producten een zo groot mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid te geven, is het — tenzij door een ander aan de Octrooiwet of aan de Auteurswet ontleende rechten daaraan in den weg staan — niet verboden om te dien einde, ten eigen voordele en mogelijk tot nadeel van een concurrent, van in diens producten geopenbaarde resultaten van inspanning, inzicht of kennis gebruik te maken, zelfs wanneer enkel ten gevolge van dat gebruik maken tussen het eigen product en dat van den concurrent bij het publiek verwarring mocht kunnen ontstaan. Nabootsing van het product van een concurrent is dus alleen dan ongeoorloofd, indien men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed een anderen weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Ook het voeren van reclame op een wijze, die verwarring in de hand werkt, moet achterwege blijven, doch een verzuim te dien aanzien kan niet tot een verbod van het in den handel brengen van het product, doch enkel tot dat van een aldus opgezette reclame leiden.
KB 33/748/749