Douwe Egberts BV heeft op 8 oktober 2018 een Gemeenschapsmodeldepot verricht met betrekking tot een porseleinen koffiekopje. Op 12 december 2018 is dit modelrecht ingeschreven. Op basis van twee oudere, identieke voortbrengselen roept concurrent Nespresso BV de nietigheid van het modelrecht in. Het eerste voortbrengsel is een koffiekopje dat enkele jaren geleden eenmalig op een Vietnamese dorpsmarkt is verhandeld. Het tweede voortbrengsel blijkt al vele jaren in Japan gebruikt te worden om sake in te schenken.

(3) Vraag 4a: Waar moet de vordering tot nietigverklaring worden ingediend?

Dit kan bij het EUIPO (art. 24 lid 1 GModVo). NB Ten aanzien van zelfstandige nietigheidsverzoeken is de rechtbank voor het Gemeenschapsmodel (Den Haag) niet bevoegd.

GV: De vordering tot opeising of nietigverklaring moet bij de rechter worden ingesteld. (zie BOIP)

(6) Vraag 4b: Hoe zal in het licht van deze oudere voortbrengselen worden beslist over de nieuwheid en het eigen karakter van het Gemeenschapsmodel?

Ten aanzien van het kopje dat op de Vietnamese dorpsmarkt is verhandeld, zal de rechter oordelen dat die verhandeling geen afbreuk doet aan de nieuwheid, omdat dat kopje vermoedelijk niet ter kennis zal zijn gekomen van de ingewijden in de betrokken sector in de EER (art. 5 jo. 7 lid 1 GModVo). Ten aanzien van het kopje dat in het verleden werd gebruikt als sakekopje, zal de rechter beslissen dat dit kopje ondanks het feit dat het uit een andere bedrijfssector afkomstig is (HvJ ESS), ervoor zorgt dat het kopje van Douwe Egberts niet nieuw is.

GV: Voor de beoordeling van de nieuwheid en het eigen karakter (NEK) wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien dit model is gepubliceerd na inschrijving of op andere wijze, of is tentoongesteld, in de handel is gebracht of anderszins openbaar is gemaakt, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de datum van depot of vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector, die in de EER werkzaam zijn (art. 3.3 lid 3 BVIE). Ten aanzien van het model dat openbaar gemaakt is op de Vietnamese dorpsmarkt is pleitbaar dat deze niet op gebruikelijke wijze ter kennis zijn gekomen voor bedoelde ingewijden en dus niet nieuwheidschadelijk is. Dat geldt echter niet voor het gebruik als sakekopje in Japan, door het algemeen en (zeer) veelvoorkomend gebruik van het kopje is wel aannemelijk dat dit model ter kennis is/kan zijn gekomen voor bedoelde ingewijden en dus onderdeel kan worden beschouwd van het vormgevingserfgoed (Karen Miller/Dunnes) en dus nieuwheidschadelijk is. Het feit dat het kopje voor sake en niet voor koffie wordt gebruikt doet daar niet aan af, het gaat immers om de vergelijking van het kopje met het algehele vormgevingserfgoed dat zich ook buiten de (koffiekopjes)branche kan bevinden (ESS/Nivelles), zie Goossens.

Alternatief: Is het model nieuw? Is het voor het publiek ter beschikking gesteld; art. 3.3 lid 3 BVIE? Ja het is tentoongesteld en kon ter kennis zijn gekomen van ingewijden in de betrokken EER-sector. Irrelevant is waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot de bekendheid hebben geleid, zelfs al hebben deze zich voorgedaan buiten de EER.

De beslissing zal daarom naar verwachting negatief uitvallen voor Douwe Egberts BV.

Vervolg.
Ga ervan uit dat het Gemeenschapsmodel van Douwe Egberts BV rechtsgeldig is. Jos de Vries exploiteert een café in het centrum van Groningen. Na een cursus pottenbakken heeft hij besloten zijn eigen koffiekopjes te maken, die hij gebruikt om daarin koffie aan zijn gasten te serveren. Op 4 oktober 2018 is hij begonnen met het ontwerpen en vervaardigen van zijn koffiekopjes. Een week later, op 11 oktober 2018 wordt het harde werk van Jos de Vries beloond en heeft hij 50 koffiekopjes vervaardigd. Hoewel de kopjes van aardewerk zijn en niet van porselein, lijken de kopjes van Jos als twee druppels water op die van Douwe Egberts. Dit is tegen het zere been van Douwe Egberts BV.

(3) Vraag 4c: Hoe luidt uw advies aan Douwe Egberts BV?

Jos de Vries heeft een recht van voorgebruik (art. 22 GModVo). Douwe Egberts kan niet optreden.

GV: De vraag is of de kopjes van De vries als werk auteursrechtelijk zijn beschermd. Volgens Spoor/Verkade/Visser kan men de vraag stellen of het uitgesloten geacht moet worden dat twee auteurs, onafhankelijk van elkaar, precies hetzelfde werk maken. Wanneer die vraag bevestigend moet worden beantwoord, dan mag aangenomen worden dat van een werk sprake is. In dit geval is het antwoord ‘nee’, zodat geen sprake is van een werk en De Vries ondanks zijn harde werk geen auteursrecht heeft op zijn kopjes. Er is daarom sprake van een inbreuk op het (Gemeenschaps)modelrecht van Douwe Egberts BV waartegen die op grond van art. 3.16 BVIE kan optreden, eventueel aangevuld met een optreden tegen slaafse nabootsing (art. 6:162 BW)