Geef aan of de volgende stellingen juist of onjuist zijn (waar mogelijk met een verwijzing naar een arrest):
(3) Vraag 4a: In een vergelijkende reclame mag alleen het merk van de concurrent worden gebruikt en niet een daarmee overeenstemmend teken.
Onjuist (HvJ O2/Hutchison).
(3) Vraag 4b: Het verwarringsbegrip dient zowel in het merken- als in het vergelijkende reclamerecht op dezelfde wijze uitgelegd te worden.
Juist (HvJ O2/Hutchison).
(3) Vraag 4c: Het begrip ongerechtvaardigd voordeel in het merkenrecht en het begrip oneerlijk voordeel in het vergelijkende reclamerecht dient op dezelfde wijze uitgelegd te worden.
Juist (HvJ L’Oréal/Bellure).
(3) Vraag 4d: De bescherming ex art. 6:162 BW tegen het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product is in Jjd beperkt.
Onjuist (HR Borsumij/Stenman).
(3) Vraag 4e: Commerciële belangen die gemoeid zijn bij de openbaarmaking van het portret van bekende personen vinden onder art. 8 EVRM geen bescherming.
Onjuist (HR Cruijff/Tirion).