In het boek Kort Begrip van het Intellectuele Eigendomsrecht komt in het hoofdstuk over het merkenrecht bij de uitleg van art. 2.20 lid 1 sub c BVIE de volgende passage voor: “Er zijn echter omstandigheden denkbaar waaronder zich in geval van soortgelijke producten geen gevaar voor verwarring voordoet, maar wel andere schade. Men kan hier denken aan situaties waarin verwarring is uitgesloten door een groot prijsverschil, of wanneer een bekend merk wordt gebruikt op een zodanige wijze dat niemand in de war geraakt, bijvoorbeeld wanneer een Koreaans automerk in reclame zou melden: De Rolls Royce onder de Koreaanse auto’s. Ook in dat soort gevallen moet de houder van het bekende merk kunnen optreden. Nu de mogelijkheid om in gevallen waarin zich geen verwarring voordoet, op te treden ook is gegeven wanneer het gaat om soortgelijke producten, wordt door houders van bekende merken vaak primair associatiegevaar en dus afbreuk aan onderscheidend vermogen gesteld en wordt niet eens meer primair beroep op verwarringsgevaar gedaan”.

(8) Vraag 6: Waar zou de auteur in de volgende druk van dit boek nog aandacht aan moeten besteden? En waarom?

HvJ Wolf, omdat uit dit arrest mogelijk volgt dat voor een succesvolle actie toch verwarringsgevaar nodig is.