Begin 2019 heeft Van der Vaart zich georiënteerd omtrent de realisatie van een golfbaan in het dorpje Schipborg (provincie Drenthe). In het voorjaar van 2019 heeft hij daarvoor (financiële) steun gezocht bij de provincie Drenthe en een aantal banken. Hij is in deze fase naar buiten getreden onder de naam “De Zeven Uilen” en zijn voorbereidende activiteiten hebben geleid tot publicaties in dag- en weekbladen. Vlak na deze publicaties heeft Jansen in Schipborg een sportzaak geopend waarin hij vooral golfspullen verkoopt. Hij voert de handelsnaam “De Zeven Uilen”. Daarnaast heeft Jansen het teken “De Zeven Uilen” op 25 juni 2019 als Benelux-woordmerk (voor sportkleding) gedeponeerd. Het merk is inmiddels ingeschreven en wordt door Jansen gebruikt. Na alle voorbereidingen is de golfbaan van Van der Vaart op 1 januari 2020 geopend. Hij voert de handelsnaam “De Zeven Uilen”, maar heeft deze naam niet in het handelsregister ingeschreven.
(10) Vraag 2: Van der Vaart wil opkomen tegen de handelwijze van Jansen. Wat zou u hem adviseren?
Van der Vaart heeft een oudere handelsnaam. Tijdens voorbereidingsfase ontstaat ook een beschermingswaardige handelsnaam; HR Consulair. Weliswaar is de aard van beide ondernemingen niet precies hetzelfde, maar goed verdedigbaar is dat er sprake is van indirect verwarringsgevaar; art. 5 Hnw. Op basis daarvan kan Van der Vaart opkomen tegen het gebruik van de naam door Jansen als handelsnaam. Daarnaast tegen merkgebruik ex art. 6:162 BW optreden (Eurotyre: IEF 4495). Dat Van der Vaart zijn handelsnaam niet heeft ingeschreven doet aan het voorgaande niets af. Sommeren te stoppen dus. Depot zou te kwader trouw kunnen zijn. Art. 2.2bis lid 2 BVIE geeft geen limitatieve opsomming. Dus ex art. 2.28 lid 1 BVIE tevens de nietigheid van de inschrijving van het depot inroepen.
TT noemen inschrijving handelsnaam niet vereist voor bescherming handelsnaam onder Hnw